Pedagogisch beleid

Pedagogische visie

Gezien wij vanuit een Christelijke levenshouding dienstbaar betrokken willen zijn bij onze omgeving, staat ons kinderdagverblijf open voor opvang van alle kinderen, ongeacht rang, stand, nationaliteit of levensovertuiging.

In ons kinderdagverblijf trachten wij het kind een optimale verzorging en begeleiding te geven in een aangepaste omgeving waar het zich vlug thuis voelt. Hierbij trachten wij te werken op KINDERMAAT, m.a.w. aandacht voor Kontinuïteit, Individualisatie, Natuurlijke omgeving, Dialoog, Ervaren, exploreren, Rituelen – veiligheid – vertrouwen, Mensen, Attitude, Andere kinderen en Totaal gebeuren.  Dit model van pedagogisch functioneren in ons kinderdagverblijf wordt ondersteund en bevorderd conform de richtlijnen van Kind & Gezin. Dit ten gevolge vragen wij dat uw kindje minimum drie dagen per week zal aanwezig zijn. Wij zijn ons bewust van onze verantwoordelijkheid en beschikken hiervoor over voldoende en gekwalificeerd perso­neel.

De kinderen staan onder permanent toezicht van gediplomeerde kinderverzorgsters. De dagelijkse leiding gebeurt door de dagelijks verantwoordelijke in samenwerking met maatschappelijk assisten­ten en een pedagogisch medewerkster.

Er wordt ingestaan voor controle, begeleiding en vorming van de personeels­leden. Ons kinderdagverblijf is vergund en gesubsidieerd door Kind en Gezin. Hun richtlij­nen worden strikt toegepast en opgevolgd.

Wenbeleid

Waarom wennen

In ’t Ezeltje vinden we het erg belangrijk dat uw kindje eerst een wenperiode krijgt voordat het naar het kinderdagverblijf komt  en dit volgens met de ouders  afgesproken schema.

Voor de meeste kinderen is de stap naar het kinderdagverblijf, de eerste keer dat ze even gescheiden zijn van hun vertrouwde omgeving, van hun ouders…, een ingrijpende gebeurtenis.

Daarom is het aangewezen om aan deze overgang de nodige zorg te besteden. De eerste dagen in de opvang kunnen niet alleen omwille van de scheiding stresserend zijn, de kinderen zijn bovendien onder de indruk van de nieuwe omgeving, andere gezichten en de drukte die er in een groep kan heersen.

Tijdens de wenperiode   gaan we  dus werken aan het welbevinden van het kind en de ouders. Zo krijgt het kind de kans om op een geleidelijke maar toch structurele wijze vertrouwd te raken met de nieuwe omgeving, de kinderverzorgsters en andere kinderen. Ook voor de ouders is het prettig om vertrouwd te raken met de situatie. Het is ook belangrijk voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie.

Wenperiode bij de start van de opvang.

Vóór de start van de opvang vindt er eerst een kennismakingsgesprek en een bezoekje aan de leefgroep plaats. Tijdens dit gesprek worden de praktische afspraken overlopen. Ook vragen we door middel van een formulier de nodige gegevens over het kind.

De wenperiode duurt maximaal  twee weken. De eerste dag  blijft het kindje enkele uurtjes zonder ouders in de leefgroep.  Elke keer dat het kindje komt wennen, wordt de duur van de wenperiode iets opgebouwd, zodat de overgang naar hele dagen soepel verloopt.


Overgang naar een volgende leefgroep.

Ook voor het doorschuiven van de ene naar de andere groep is het belangrijk dat het kindje de tijd krijgt om te wennen aan de nieuwe  begeleidsters en kinderen.

In principe zijn er twee wenmomenten bij de volgende leefgroep.  We gaan één keer met uw kindje een half uur of uurtje kijken in de nieuwe leefgroep.  Hiervan krijgt u nadien een kort verslagje.  De volgende keer gaat uw kindje een paar uur spelen  in de nieuwe leefgroep.  Ook hiervan krijgt u een kort verslag.

Tijdens de wenperiode krijgen de begeleidsters van de nieuwe leefgroep alvast de nodige informatie over het nieuwe kindje.

In de periode dat uw kindje in ’t Ezeltje wordt opgevangen, schuift het twee keer door naar een volgende leefgroep.  De eerste keer is dit van de baby’s naar de kleine peuters (1e verdieping  of 2de verdieping  voorbouw) rond de leeftijd van 13-14 maanden.  Een tweede keer is dit van de kleine peuters naar één van de twee peutergroepen in de achterbouw en dit tussen de leeftijd van 20-21 maanden.

Ook als ouder wordt u zorgvuldig begeleid en geïnformeerd over de overgang van uw kindje naar een volgende leefgroep.

Het afscheid nemen

Bij jonge baby’s is de wenperiode voor ouders vaak moeilijker dan voor de kinderen.  In bepaalde perioden kunnen kinderen tussen 6 – 9 maanden tot ongeveer 18 maanden  verlatingsangst of vreemdenangst ervaren.  In zo’n periode hebben ze vaak extra moeite met het loslaten van de ouder en kunnen ze angstig reageren op nieuwe situaties en nieuwe gezichten.

Ook peuters kunnen in bepaalde perioden (opnieuw) moeite hebben met afscheid nemen. Zij kunnen gehecht zijn aan een vast afscheidsritueel.

Het kan verwarrend zijn  voor het kind dat je als ouder te lang aan het poortje blijft staan.  Daarom kunnen we beter afspreken dat je kort, maar wel duidelijk afscheid neemt van uw kindje en bij het ophalen meer tijd maakt voor het uitwisselen van informatie.

Dit kort en duidelijk afscheid nemen is belangrijk, ook al huilt het kind. Een weifelende ouder brengt een kind (nog meer) in verwarring.  Kinderen stoppen meestal  met huilen als de ouders volledig uit hun zicht verdwenen is.   Je mag als ouder altijd even bellen om te vragen hoe het met je kindje gaat.

5.3 Ouderparticipatie

  • De ouders hebben toegang tot alle vertrekken waar de kinderen worden opgevangen en hebben eveneens inzage in alle documenten die over hun kinderen worden opgesteld.
  • De uitreiking van het peuterdiploma gebeurd steeds in samenwerking met de ouders
  • In de loop van het jaar worden er ook een ouderavond en een aantal activiteiten georganiseerd.

Hierbij wordt de mogelijkheid geboden in contact te treden met andere ouders, met alle personeelsleden en de directie. Deze activiteit kan bv. een zomer/winterfeest of een kerstmarktje zijn. Op een ouderavond wordt er meestal gewerkt rond een bepaald thema bv. ontwikkeling of opvoeding van kinderen, gezondheidszorg, enz… Dit wordt toegelicht door een deskun­dige ter zake.

  • Opmerkingen of suggesties kunnen steeds doorgegeven worden aan Anouk Van Cauwenbergh.